- home - cv - solo - ensembles - lespraktijk - artikelen - edition /\ agenda - demo's - foto's - links - contact -

 artikel - Streken

Inhoud
Met aandacht - Concentratie, fixatie en aandacht
De leswinkel - De leraar-leerling relatie
De mammoettanker - De functie van de rechterpink
Inleiding achteraf - De bedoeling van deze artikelen
Altijd rond - Rechte, maar ronde bewegingen
Waarom ontspannen? - Spanning en ontspanning opnieuw bekeken
De hoofdzaak - Balanceren met het hoofd
Ik zíe ze vliegen! - Vliegend spiccato
Leve de fout! - Het goede van fouten
Muzikaal liberaal - Vrijheid in het musiceren



©1996, 2010 Frank Wakelkamp


Met aandacht

Iedereen die muziekles geeft kent dat wel: heb je de leerling er in een les op gewezen dat zijn pols te laag is, komt die leerling de volgende les met een veel te hoge, gespannen pols, of met een correcte, maar heel stijve pols. Wat is hier gebeurd?

De (ideale) leerling wil graag alles wat de leraar zegt goed doen. Een te lage pols wordt op een moment dat de leraar er iets van zegt pas een probleem voor de leerling. Voorheen was er voor de leerling geen probleem, anders had die het zelf wel onder handen genomen. Het gevolg is, dat de aandacht van de leerling verandert: hij of zij concentreert zich op het polsprobleem, zodanig, dat alle andere problemen eraan ondergeschikt worden gemaakt. Alle studeerenergie wordt gestopt in het beoordelen of de pols al dan niet te laag is. In psychologische termen wordt dit ook wel fixatie genoemd - toevallig ook een term die we kunnen gebruiken bij het beschrijven van het fysieke resultaat van de tweede les: een gespannen (gefixeerde) pols.

We kunnen wel stellen dat geestelijke concentratie leidt tot lichamelijke fixatie, verkramping. Wat we nodig hebben is eigenlijk een soepele lichaamshouding. Logischerwijs is daaraan ook een soepele geesteshouding gekoppeld: de aandacht. Met aandacht spelen wil zeggen: luisteren naar wat het lichaam zegt, voelen hoe de tonen klinken. Niet oordelen, maar waarnemen en zonodig corrigeren bij een volgende keer dat dezelfde passage wordt gespeeld.

Zo ontstaat tijdens het studeren een stroom van gebeurtenissen, waarin je zelf nauwelijks hoeft in te grijpen. Je wordt een vliegwiel, dat af en toe even aangezwengeld moet worden om in beweging te blijven. Je waarneming zegt wanneer het vliegwiel te langzaam gaat om nog langer rond te kunnen draaien. Je geeft zo af en toe een klein zetje, zodat de minimale beweging blijft bestaan.

Het oordeel is feitelijk dé oorzaak van stress: je krijgt het gevoel dat je ergens aan moet voldoen omdat je anders tekortschiet. Stress zet zich altijd vast in het lichaam in de vorm van spierspanning. Muziek maken is niet bedoeld om stress te creëren, maar om stress bij jezelf en eventueel bij anderen weg te nemen of om te vormen. Ook bij het studeren is dit heel belangrijk: oordeel daarom niet, maar luister met welwillende aandacht.


De leswinkel

Iedere mens is uniek, maar veel behoeften komen overeen. Zo moet iedereen minimaal kunnen eten en slapen om te kunnen bestaan. Maar de manieren waarop we deze behoeften invullen, kunnen enorm verschillen.

Stel dat iemand van pindakaas houdt, dan weet je eigenlijk nog niet zo veel. Vindt deze persoon dan dat de pindakaas smeuïg moet zijn tot de bodem, of smeuïg met stukjes noot, of vindt hij het niet erg om af en toe in de pot te roeren? En als hij graag wil roeren, wil hij dan alleen gestampte pinda's, of ook een pietsje zout erbij, en moeten de pinda's dan ook nog van gangbare, ecologische of biologisch-dynamische teelt zijn? Allemaal vragen die iemand moet beantwoorden vóórdat hij naar de winkel stapt en een greep doet uit de rekken van de levensmiddelenzaak. Want in de ene winkel zullen ze zijn soort pindakaas wel verkopen, in de andere niet.

Sommige klanten zijn bereid veel geld (= inspanning) neer te tellen voor een in hun ogen ideaal product, anderen weten wel dat dit product het beste is, maar kunnen er niet zo veel voor betalen, waardoor ze iets moeten kopen dat een klasse onder hun verlangens ligt. Weer anderen vinden juist de allergoedkoopste pindakaas met een heleboel chemische toevoegingen de lekkerste die er bestaat.

De lespraktijk zit ongeveer zo in elkaar als een levensmiddelenzaak. Je bepaalt zelf welk product je wilt verkopen en welke groep klanten je dus wilt bedienen. Je kan er ook voor kiezen om verschillende soorten van hetzelfde product in de schappen te zetten, of naar aanleiding van vragen van vaste klanten je assortiment aanpassen. Hierbij is de portemonnee (= inspanning) van de klant erg belangrijk. Het kan zijn dat je ziet dat een vaste klant heel veel bij je koopt, maar alleen van de allerlaagste kwaliteit die je in huis hebt. Als je ziet dat deze klant bijzonder tevreden is met wat hij koopt en het hem daardoor ook veel beter gaat dan wanneer hij deze producten niet - ook niet ergens anders - zou kunnen kopen, dan kan je besluiten om juist voor deze klant ook de allerlaagste categorie pindakaas in je assortiment te houden.

Dit laatste is niet makkelijk. Je moet namelijk je eigen idee van wat het beste product is volledig opzij zetten om deze klant, die veel inspanning levert, te kunnen bedienen. Vals, slecht van klank, een belabberde houding, een "slechte instelling": allemaal oordelen over eigenschappen die we geleerd hebben bij onszelf zo veel mogelijk weg te werken. Mógen we wel van onze klanten hetzelfde verwachten? Is hun geluk hetzelfde als ons geluk?


De mammoettanker

Over de rol van de rechterpink wordt eigenlijk heel weinig gesproken. De enige discussie die nog wel eens wil plaatsvinden is die van erop of erover. Hierover laat ik me niet uit, omdat de functie van de pink voor mij centraal staat. Als deze functie goed uitgeoefend kan worden, is de positie van de pink niet meer belangrijk.

Voordat we gaan kijken naar de functie van de pink, moet eerst die van de andere vingers duidelijk zijn. Om niet erg lang van stof te worden, blijf ik heel globaal in mijn beschrijving.

De basis van de stokhouding ligt in het midden van de hand. De middelvinger is, met de duim, de enige vinger die niet gemist kan worden bij het optillen en neerzetten van de stok. Hierbij zorgt de duim voor de opwaartse en de middelvinger voor de neerwaartse kracht. De ringvinger ondersteunt de middelvinger in deze functie. Deze drie vingers zorgen voor de verticale stabiliteit van de stok.

Stabiliteit is prima, maar daarmee hebben we nog geen mooie klank. Willen we aan de punt nog een mooie klank krijgen, dan moet de wijsvinger te hulp komen. De wijsvinger en de duim draaien tegen de klok in om een fictieve spil, waardoor het armgewicht via de stok op de snaar terechtkomt.

Een mooie klank kunnen we alleen behouden als de stok in de juiste richting over de snaar beweegt. Daarvoor hebben we de twee vingers die niet voor de verticale stabiliteit zijn ingezet: de wijsvinger en de pink. De wijsvinger is (behalve helemaal aan de slof) ook al bezig met het omzetten van het armgewicht in druk op de snaar, dus de meest geschikte kandidaat-stuurman is de pink. Als de pink stuurman is, dan kan je de stok verhoudingsgewijs vergelijken met een mammoettanker: de minst krachtige vinger bestuurt de zware stok.

Zoals bekend doet een mammoettanker er erg lang over om een flinke draai te maken. De stuurman moet dan ook voor hij de draai inzet precies weten wanneer en hoe sterk hij van koers moet veranderen om veilig een haven binnen te komen. Daarvoor heeft hij belangrijke gegevens nodig: plaatsbepaling, kruissnelheid, de bocht die gemaakt moet worden en hoe snel hij moet afremmen. Deze gegevens kan hij van zijn instrumentenpaneel aflezen. Als hij kundig is, zal hij op het juiste moment de draai inzetten.

De pink moet ook over al deze informatie kunnen beschikken. Deze informatie krijgt hij alleen, als hij ontspannen is. Spierspanning zorgt, net als een flinke dosis alcohol, voor een blokkade in de informatiestroom. Als de pink informatie over de stok krijgt, voelt hij welke plaats, snelheid en richting deze heeft. Uit ervaring weet hij hoe lang de stok erover doet om van koers te veranderen, zodat hij op tijd het roer verzet. Het roer is zelf geen motor, maar zorgt er alleen voor dat de waterstroom wordt afgebogen. De pink kan dus vrijwel volledig ontspannen op of over de stok liggen, net zoals een stuurman met een minimum aan kracht een enorme mammoettanker van koers doet veranderen.


Inleiding achteraf

Toch even een woordje naar aanleiding van een paar reacties die ik op mijn stukjes in de vorige editie van Arco kreeg. Hiermee wil ik mijn eigen positie en die van de lezer iets helderder proberen te krijgen.

De titel Streken is niet voor niets gekozen. Ik wil slechts wat penseelstreken op het linnen zetten, waar iedere lezer zijn eigen schilderij van kan maken. Ik pretendeer niet de waarheid in pacht te hebben, maar de onwaarheid heb ik óók niet in pacht. Beide uitersten zijn voor mij niet van belang, zolang ieder voor zichzelf het ware en onware bepaalt. Hierbij moet ik wel aantekenen dat het voor iedereen, mijzelf niet uitgezonderd, makkelijker is om "Nee." te zeggen dan "Ja?". Ook tegen de lezer zeg ik daarom: oordeel niet, maar lees met welwillende aandacht.

Verder probeer ik ook om ondeugend te zijn, streken met mijn lezerspubliek uit te halen. Degene die bij voorbaat al "Nee." zegt mist de lol van mijn stukjes, misschien wel veel lol in het leven! Want de basishouding "Nee." sluit je persoon volledig af voor de positieve dingen in het leven, die er óók zijn.

Om een klein voorbeeld te geven: "Een barokke cadens kan je laten vallen als een zandzak, als een baksteen of als een pingpongbal." Wat ik wil proberen is om met soms vergezochte vergelijkingen iets in de lezer open te breken, zonder daarover te willen discussiëren. Ik smeer 'em, voordat dit kan gebeuren.


Altijd rond

Elke leraar is, denk ik, voortdurend op zijn hoede om niet te zeggen: "Je elleboog is te laag. Hou hem wat hoger, nee, niet zo hoog, nee, ook weer niet zo laag...". Een vicieuze cirkel, waar je écht nooit meer uitkomt. Want, zoals zo vaak: de waarheid ligt in het midden, of misschien wel heel ergens anders.

Als je de hierna beschreven oefening uitprobeert, zul je ontdekken dat een eenduidige positie van de elleboog niet te geven is, meer nog: niet wenselijk is. Op elk muzikaal moment is namelijk een specifieke hoogte van de elleboog nodig.

Goed. Daar gaan we dan.

Zet de stok in de voor jou normale houding op de snaar. Nu til je je schouder en elleboog zo hoog mogelijk op. De stok blijft wel op dezelfde snaar! Je maakt nu een afstreek. Bij de punt aangekomen, laat je je schouder en elleboog zo diep mogelijk zakken. Dan maak je, nog steeds op dezelfde snaar, een opstreek. Bij de slof gaat het hele zaakje weer omhoog... en zo verder, tot je deze oefening soepel kan uitvoeren.

Je zult merken dat bij deze oefening de afstreek sterker wordt dan de opstreek (een O ja-gevoel bij de historisch georiënteerde vioolfamilie-strijkers onder ons?). Deze truc is in bescheiden vorm heel goed te gebruiken bij series van lange afstreken gevolgd door een korte opstreek, zoals in de Prélude van de derde cellosuite van Bach.

Het tweede gedeelte van de oefening is omgekeerd: je begint laag aan de slof en gaat aan de punt zo ver mogelijk omhoog. Oefen dit ook totdat je soepel van de ene in de andere stand kunt overgaan.

Hier wordt de opstreek sterker benadrukt dan de afstreek (O ja-gevoel voor de gambisten?). Handig bij series van korte afstreken, gevolgd door lange opstreken.

Het derde gedeelte van deze oefening is het doel van alle moderne strijkers: de twee hiervoor beschreven oefeningen bij elkaar optellen. Wat blijft is het ronde gevoel, wat verdwijnt is de zichtbare ronde beweging.

Het resultaat is een volkomen egale, maar goed resonerende klank bij zowel de op- als de afstreek. Ook muzikaal is nu voortdurend richting aanwezig!

Even uithijgen.

Voor mij is dit een belangrijke ontdekking, die een nieuw licht werpt op al mijn streekproblemen. Toen ik hiermee aan de slag ging, ontdekte ik meer en meer toepassingsmogelijkheden voor deze oefening in de muziek die ik speelde. Elke beweging kán rond voelen, ook al is zij recht!


Waarom ontspannen?

Taal is een vreemd fenomeen. Soms, zoals in het geval van "In den beginne was het woord", roept zij meer vragen op dan er woorden in de zin staan. Soms zelfs is een woord op zich al erg bevreemdend. Het woord "ontspannen" is er zo een.

Ontspannen wil zeggen: vrij van spanning maken. Het woord zelf geeft dus aan dat er eerst spanning moet zijn, voordat je kunt ontspannen. Hier ligt denk ik een groot misverstand, dat ook in een lespraktijk behoorlijke problemen kan opleveren.

Als we naar het voor ons, gewone mensen, waarneembare begin teruggaan, naar het kind in de baarmoeder, lijkt het mij dat de baby geen last heeft van spanningen. Voor zijn natje wordt goed gezorgd, alle stoten worden door een stevige waterbuik opgevangen, het is lekker warm en het licht is aangenaam. De eerste spanning ontstaat pas als het kind door het moederlichaam wordt verdreven en wordt blootgesteld aan fel licht, kou en grijpende handen. Dit is dan ook wel zo'n spanningsrijke ervaring, dat het logisch is dat je daarbij een behoorlijke keel opzet: protest!

Spanning, om kort te gaan, is dus een fenomeen dat haar oorzaak in de buitenwereld heeft. Allerlei onprettige ervaringen zetten zich in de loop van de tijd in het lichaam vast. Misschien is het die ervaring die de taalverzinners ertoe heeft gebracht de situatie zonder spanning als iets bijzonders te zien ten opzichte van de gespannen situatie.

In ontspanningsoefeningen vind je altijd een element van de harmonieuze beginsituatie: warmte, liefdevolle zorg, getemperd licht. We gaan dan feitelijk terug naar het spanningsloze Zijn. Geen verwachtingen, geen prestatiedwang, geen angsten, geen boosheid of verdriet. Alleen dán kunnen we vanuit ons Zelf musiceren, als we ons van al onze opgelegde spanningen hebben losgemaakt.


De hoofdzaak

Het hoofd wordt vaker geassocieerd met denken dan met gewicht en balans. Toch is dit lichaamsdeel als (contra-)gewicht heel belangrijk.

Eigenlijk is het hoofd heel raar op het lichaam gezet. Het is net een circusartiest, die op drie collega's (Linkerbeen, Rechterbeen en Corpus) is geklommen en daarboven continu zijn evenwicht moet proberen te houden. Veel mensen lukt dit niet: zij moeten een hele stellage aan spierspanningen gebruiken om Hoofd niet te laten vallen.

Als vier circusartiesten net als onze lichaamsdelen op elkaar staan, staan ze niet stil: ze zijn allemaal bezig om hun evenwicht te bewaren. Dat wil zeggen dat ze nu eens naar links, dan weer naar rechts en ook soms naar voren of naar achteren moeten bewegen. Degene die bovenop staat, Hoofd in dit geval, moet behalve zijn eigen evenwicht te bewaren ook nog eens de bewegingen van de onder hem staande lichaamsdelen compenseren. De grond beweegt onder zijn voeten! De situatie lijkt op die van een passagier in een rijdende bus die in het gangpad, zonder houvast, moet zorgen dat hij niet omvalt. (Ooit geprobeerd? Ook bij slechte chauffeurs?)

Evenwicht kan je op verschillende manieren bereiken, namelijk door spieren aan te spannen die de vallende beweging remmen, of door een ander lichaamsdeel de tegenovergestelde kant op te laten bewegen. Uit economische overwegingen zouden we moeten kiezen voor de tweede oplossing.

Als we er vanuit gaan dat het hoofd alle tegenbewegingen zou moeten maken, dan komen we tot het volgende: afstreek - hoofd naar links; opstreek - hoofd naar rechts; positiewisseling naar boven (cello & bas) - hoofd naar achter; positiewisseling naar beneden (idem) - hoofd naar voren.

Al experimenterend blijkt ook nog dat een snelle armbeweging gepaard gaat met een snelle hoofdbeweging. Als we dan ook nog eens het hoofd de leiding geven over de hele beweging, dan is weer duidelijk wat nu de hoofdzaak is!


Ik zíe ze vliegen!

Over vliegend spiccato wordt vaak heel geheimzinnig gedaan. Niemand kan precies zeggen hoe hij/zij het precies doet, en vrijwel niemand weet uit te leggen hoe je dit moet leren. Ook ik heb wat dit betreft het wiel moeten uitvinden. Nu ik het uitgevonden heb, leer ik het ook aan mijn leerlingen, die de stok ook al snel zien vliegen. Verbaasd vragen ze dan, al stuiterend: "Wááát? Kon jij dit vier maanden geleden nog niet?"

Zoals tegenwoordig Einsteins relativiteitstheorie door veel wetenschappers al wordt begrepen, zo is het ook met vliegend spiccato: als er mensen zijn die het kunstje goed kunnen uitleggen is het kunstje al snel geen kunstje meer.

De methode is eigenlijk vrij simpel. Eerst breken we de beweging af tot één van de twee pijlers: de verticale beweging. We gaan stuiteren aan de bovenste helft van de stok. Als we eenmaal een goede cadans hebben gevonden, gaan we steeds meer vingers van de stok halen: eerst de pink, dan de ringvinger en vervolgens de middelvinger. Daarna zetten we ze weer langzaam allemaal op hun plek terug. Het stuiteren met twee vingers aan de stok is een kunstje dat iedere enigszins serieuze leerling binnen een week leert. Getalenteerde leerlingen zijn in vijf minuten klaar.

Dit kunstje kan je op twee manieren uitvoeren: door alleen van de armbeweging gebruik te maken of door alleen de onzichtbare spil tussen de duim en wijsvinger heen en weer te draaien. Beide bewegingen zijn voor een mooi vliegend spiccato nodig: de armbeweging voor de basis-stuiterbeweging en de spilbeweging om accenten aan te brengen en de stuiterbeweging goed op gang te houden.

Het volgende onderdeel bestaat uit het introduceren van de andere pijler van de beweging. De arm gaat nu, gecommandeerd door het aantal stuiters (2, 3, 4, ...) dat je besloten hebt te gaan maken, horizontaal heen en weer bewegen.

Nu ligt de weg voor verder onderzoek open. Hoe hoog moet je stuiteren, op welk gebied van de stok, in welke richting moet je strijken om een goede klank te krijgen? Hoe integreer je de spilbeweging en de armbeweging? Hoe pas je de vliegsnelheid aan?


Leve de fout!

Zoals de ouden zongen, zo piepen de jongen. Een oud spreekwoord, maar soms (helaas) maar al te waar. Want in onze leerlingen komen we onze eigen speelfrustraties weer tegen.

Waar ging het allemaal mis? Waarschijnlijk al bij onze eerste leraar, die we toen wel fantastisch vonden, maar misschien zelf geen vermaard musicus was. Of die zelf weer zijn podiumangsten niet heeft kunnen overwinnen.

Ik denk dat de basis van de beperking angst is. Angst om niet te voldoen aan het verwachtingspatroon waarvan jij denkt dat de buitenwereld dat van jou heeft. Simpel je best doen is niet genoeg, nee, je moet continu grenzen verleggen. Met een laat-twintigste-eeuws modewoord heet dat presteren. In de politiek is ook heel duidelijk te zien dat het maken van fouten niet wordt getolereerd: een politicus die zijn fouten toegeeft wordt gezien als een doetje en kan beter meteen gaan uitzien naar een andere baan.

Dit hele proces lijdt tot risicomijdend gedrag, wat weer leidt tot minder inventiviteit en verlies aan arbeidsvreugde. Verminderde arbeidsvreugde leidt tot slechtere concentratie, wat weer tot fouten leidt. De slang bijt zich in zijn eigen staart! Eigenlijk kunnen we op zo'n moment maar beter vast in onze koffer gaan liggen: we tellen dan alleen nog maar de dagen af die ons nog resten.

Hoe komen we ooit uit zo'n rottende situatie? Allereerst door onze beperkingen te aanvaarden en er zelfs de humor van in te zien. Fouten maken is menselijk, daarom moeten we ze koesteren: ze onderscheiden ons van de computers. Omdát computers geen fouten kunnen maken, kunnen ze ook nooit creatief zijn. Kunstmatige intelligentie zal dan ook nooit bestaan, behalve als een slap aftreksel van de menselijke. Dat geeft ons aan de andere kant de verantwoordelijkheid om méér te zijn dan alleen slimme computers.

Uit menselijke fouten komen niet alleen ongelukken voort, maar ook diverse uitvindingen. Tijdens het studeren van een muziekstuk kunnen juist fouten tot een geheel eigen interpretatie leiden. Als je fouten durft te maken, zal ook op het podium de creativiteit toenemen. Je kunt dan een plotselinge inzinking gebruiken om vanuit het niets een explosieve opbouw te maken, die je zonder de fout nooit zo had gedaan. Zo gaat de muziek werkelijk leven!

Als leraar is het heel belangrijk dat je het maken van fouten bij leerlingen stimuleert als leermiddel. Zonder fouten te maken kan je nooit leren hoe je fouten positief kunt gebruiken.


Muzikaal liberaal

Hoe heerlijk is het als je een leerling hebt aan wie je meer kwijt kunt dan alleen technische aanwijzingen, of zelfs alleen een luisterend oor! Het maakt veel uit of een leerling geobsedeerd met de techniek bezig is of ook muzikaal nog iets te vertellen heeft. De leerling is in zo'n situatie enigszins los van de technische uitvoering van een stuk. Maar een leerling (of docent) kan behalve technisch ook muzikaal vrij worden en echt een eigen verhaal vertellen...

Een leerproces blijft soms steken bij het vergaren van kennis en het praktisch toepassen van die kennis. Een van de belangrijkste fases in het leerproces die hierop volgen is het automatiseren. Dit is eigenlijk het uitschakelen van het bewuste denkproces, waardoor een handeling bijna instinctief kan worden uitgevoerd. Dat is nodig, omdat bewuste processen weliswaar effectief, maar ook langzaam zijn, èrg langzaam. Bovendien zijn we zó door het spelen zelf in beslag genomen, dat weinig aandacht meer kan worden besteed aan de muzikale uitvoering van een stuk.

Technisch gezien draait het automatiseringsproces om de bewegingen die nodig zijn om de juiste tonen op de juiste manier via de handen of de strot tot klinken te brengen. Ook muzikaal kunnen we processen in hoge mate automatiseren, namelijk als het gaat om het muzikaal concept, het muzikaal beleidsplan. Dat is precies wat er gebeurt als we behalve de noten van een stuk ook de dynamiek en andere voordrachtsmiddelen uit ons hoofd leren, waardoor in een stuk een vaste muzikale opbouw wordt gemaakt, een interpretatie.

In de fase na dit muzikale automatiseringsproces wordt de interpretatie van een stuk op losse schroeven gezet. Interpretatie wil namelijk ook zeggen het vastleggen van bepaalde verbanden (kort - lang, hard - zacht, ruw - mild, snel - langzaam) die we in de muziek willen leggen. Muzikale vrijheid ontstaat pas als we, in plaats van één interpretatie van een heel stuk, per passage verschillende interpretatiemogelijkheden bedenken en instuderen. Op het podium, of elke keer dat we een stuk in zijn geheel doorspelen, kan dan een keus worden gemaakt uit de verschillende interpretaties van de diverse passages. Na verloop van tijd krijg je een beter gevoel voor welke interpretatiecombinaties goed werken en kan je beter gefundeerd keuzes maken.

Wat in de speler zelf verandert is de mate van alertheid: je neemt ad hoc beslissingen die heel ingrijpend kunnen zijn. Ook je begeleider zal veel alerter moeten zijn. Je kunt nu niet meer een heel stuk uit je hoofd leren; dit blijft beperkt tot het notenmateriaal. Op het moment zelf ontstaat een interpretatie, die nooit meer, ook niet door jezelf, op dezelfde manier herhaald kan worden. Het wordt jouw verhaal van dat moment, een levende gebéurtenis in plaats van een almaar slijtende herhaling van hetzelfde. Dán pas word je vrij en kan je echt jezelf zijn en jezelf laten horen.


Reacties: info@frankwakelkamp.com
©1996, 2010 Frank Wakelkamp